Jaarstukken 2024

Financiering

Paginanummer in website: 197

Financiering

De treasuryfunctie van de gemeente omvat alle activiteiten die voorzien in de financieringsbehoefte van de gemeente. De gemeente moet altijd over voldoende geld beschikken om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen: het op tijd betalen van uitkeringen, subsidies, salarissen en facturen van derden. Indien nodig kan de gemeente hiervoor op dagelijkse basis korte geldleningen aantrekken. Om investeringen in de stad mogelijk te maken, trekt de gemeente geldleningen aan met een langere looptijd. Het financieringsbeleid is nodig om de rente die de gemeente moet betalen op de aangetrokken leningen te beheersen en de daarmee samenhangende risico’s te beperken. Het andere belangrijke aandachtsveld binnen de treasuryfunctie betreft het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties door de gemeente bij de uitoefening van haar publieke taak.

 

Beleid

Financiering

De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat een gemeente voorzichtig moet omgaan met publieke middelen. Dit uit zich onder andere in de beheersing van renterisico’s. Hierbij gelden als wettelijke normen de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Ook stelt de Wet fido strenge eisen aan de kredietwaardigheid van tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten. 

Soms heeft de gemeente voor een bepaalde periode overtollig geld. De gemeente heeft dan meer geld op de bankrekeningen staan dan strikt noodzakelijk is. Dit mag tot een bepaald drempelbedrag. Daarboven moet de gemeente dat geld aanhouden bij het ministerie van Financiën in ‘s Rijks schatkist. Dit wordt ‘verplicht schatkistbankieren’ genoemd.

Artikel 212 van de Gemeentewet verplicht de gemeente de gemeentelijke regelgeving voor de financieringsfunctie vast te leggen. Dit heeft de gemeente gedaan in de Verordening financiën Rotterdam 2021. De regels zijn verder uitgewerkt in het Treasurystatuut Rotterdam 2021

De financiering van de gemeentelijke investeringen vindt plaats met geld dat de gemeente al gespaard heeft in de vorm van reserves en voorzieningen, de interne financieringsmiddelen. Is er nog meer financiering nodig, dan gebeurt dat met extern aangetrokken geldleningen. Door eigen geld in te zetten en geen lening aan te gaan bespaart de gemeente rentelasten. In plaats daarvan wordt een rentevergoeding gerekend over de reserves en voorzieningen. Dit wordt de 'bespaarde rente' genoemd. De bespaarde rente wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Rotterdamse investeringsmotor (RIM).

De totale gemeentelijke financieringskosten bestaan daarmee uit de externe rentelasten over de opgenomen geldleningen en de bespaarde rente over de interne financieringsmiddelen. De gemeente werkt met een omslagrentemethodiek. Dat wil zeggen dat de gemeentelijke financieringskosten via het programma Algemene Middelen worden toegerekend aan de overige gemeentelijke programma's op basis van de boekwaarde van desbetreffende investeringen op de balans.

In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn bepalingen en richtlijnen opgesteld voor de berekening van de bespaarde rente, de omslagrente die wordt toegerekend aan de investeringen en de omslagrente die wordt toegerekend aan de bouwgronden in exploitatie (BIE). Jaarlijks worden op basis van de BBV-richtlijnen de verschillende interne rentepercentages berekend. Voor het begrotingsjaar 2024 was de omslagrente investeringen vastgesteld op 2,0%, evenals de bespaarde rente over de reserves en voorzieningen. De bestendige gedragslijn is om beide rentepercentages aan elkaar gelijk te houden. Daarnaast bestaan er rijksregels voor het toerekenen van rente aan de Voorziening pensioenen bestuurders. Aan deze voorziening moet jaarlijks een toevoeging plaatsvinden voor het percentage waartegen de voorziening contant is gemaakt. Volgens voorschriften van het Rijk is de rentetoerekening voor pensioenvoorzieningen voor 2024 gesteld op 3,16%. 

De omslagrente, de bespaarde rente en de rente over de Voorziening pensioenen bestuurders wijken in 2024 op realisatiebasis niet af van de begroting. Voor de omslagrente BIE vindt volgens de BBV-richtlijnen tot en met 2024 bij jaarrekening nacalculatie plaats op basis van de werkelijk gerealiseerde rentelasten. De omslagrente BIE wordt bepaald als het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille, naar de verhouding vreemd vermogen / totaal vermogen. Deze omslagrente BIE komt bij nacalculatie uit op 1,28% en is iets hoger dan begroot (1,2%). Met ingang van 2025 wordt de omslagrente BIE gelijkgesteld aan de omslagrente investeringen.

Op grond van bovenstaande bepalingen en richtlijnen worden in de jaarstukken 2024 de volgende rentepercentages onderscheiden:

  • Omslagrente bouwgronden in exploitatie: 1,28%
  • Omslagrente investeringen: 2,0%
  • Bespaarde rente: 2,0% 
  • Rentetoerekening voorziening pensioenen bestuurders: 3,16%

Leningverstrekking en garantieverlening

Gemeenten mogen volgens de Wet fido uitsluitend geldleningen verstrekken en garanties verlenen uit hoofde van de publieke taak. De gemeenteraad bepaalt of er sprake is van een publieke taak en of overheidsingrijpen noodzakelijk is. Dit is het geval als een externe partij voor de uitvoering van die publieke taak financiering nodig heeft en die niet zelfstandig kan aantrekken. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een motivering van de overwegingen voor dit overheidsingrijpen vereist. Naast de gemeenteraad moet ook de toezichthouder, de Provincie Zuid-Holland, dit kunnen toetsen. Bij het beoordelen of er sprake is van een publieke taak maakt de gemeenteraad de volgende overwegingen. Zijn de te ondersteunen activiteiten direct of indirect van belang voor de eigen inwoners? Is de gemeente de meest geëigende overheidspartij om deze activiteiten te ondersteunen?

De Verordening leningverstrekking en garantieverlening Rotterdam 2014 biedt het kader voor het verstrekken van leningen en de verlening van garanties voor rechtspersonen. Bij leningverstrekking en garantieverlening stelt de gemeente zich terughoudend op volgens het “nee, tenzij" principe. Zo kan een externe organisatie alleen financieringssteun krijgen van de gemeente voor investeringen waarmee de publieke taak wordt uitgevoerd. De gemeente treedt dan op als ‘lender of last resort’ omdat er zelfstandig geen financiering kan worden verkregen. In afwijking hiervan worden bepaalde investeringen gestimuleerd via specifieke regelgeving. Zo kan onder de Subsidieregeling investeringssubsidies breedtesport-, scouting- en speeltuinverenigingen 2024 naast een subsidie een aanvullende lening verstrekt worden. Bij de leningverstrekking en garantieverlening houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met wettelijke kaders. De gemeente beheerst en verlaagt de risico’s die hiermee samenhangen door toepassing van een actief kredietrisicobeheer.

Ontwikkeling financiering

De ontwikkeling van de leningenpositie is afhankelijk van de ontwikkeling van de investeringen (inclusief de voorraden) enerzijds en van de ontwikkeling van de interne financieringsmiddelen en het netto werkkapitaal anderzijds.

Investeringen
De onderstaande tabel toont de ontwikkelingen van de boekwaarde van de gemeentelijke investeringen. Het gaat hierbij om de investeringen in immateriële, materiële en financiële vaste activa en de voorraden. De immateriële vaste activa hebben betrekking op bijdragen aan activa van derden (bijvoorbeeld Hart van Zuid: zwembad en kunstenpand) en voorbereidingskosten voor nog niet geactiveerde grondexploitaties. Tot de materiële vaste activa behoren onder andere de terreinen, gebouwen en vervoermiddelen van de gemeente. De financiële vaste activa bestaan voornamelijk uit aandelenkapitaal in deelnemingen van de gemeente en verstrekte geldleningen aan derden. De voorraden, die voornamelijk bestaan uit bouwgronden in exploitatie, worden in dit overzicht ook tot de investeringen gerekend.

De boekwaarde van de (im)materiële vaste activa kwam € 122,7 mln lager uit dan begroot. Voor meer informatie over de investeringen in materiële vaste activa, zie de paragraaf Investeringen. De boekwaarde van de financiële vaste activa was eind 2024 € 19,4 mln hoger dan geraamd. De boekwaarde van de voorraden bestaat voornamelijk uit bouwgronden in exploitatie en handelsgoederen, waaronder projectmatig aangekochte panden. Deze post kwam € 99,5 mln hoger uit dan geraamd. Zie voor de ontwikkelingen van de voorraden de balanspagina Voorraden. De netto banksaldi zijn in 2024 gedaald naar een saldo van € 12,7 mln. Ten opzichte van de rekening 2023 is dit een daling van € 24,8 mln. Het kasstroomoverzicht geeft een nader inzicht in de mutatie van de netto banksaldi.

Investeringen (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Immateriële vaste activa 52.053 47.493 44.166 42.202 41.274
Materiële vaste activa 2.846.283 2.974.312 3.218.307 3.602.598 3.480.856
Kapitaalverstrekkingen 429.908 444.416 463.278 471.297 486.074
Leningen (woningcorporaties en verbonden partijen) 86.575 69.141 52.643 39.240 39.240
Overige financiële vaste activa 28.414 31.448 37.495 37.633 42.284
Overige uitzettingen met rentetypische looptijd ≥ 1 jr 0 0 7.875 7.875 7.875
Financiële vaste activa 544.898 545.004 561.291 556.044 575.473
Voorraden -41.591 -62.698 -38.996 -79.639 19.811
Netto banksaldi -9.866 1.157 37.513 0 12.671
Totaal investeringen 3.391.777 3.505.269 3.822.281 4.121.205 4.130.085

Financieringsmiddelen

De investeringen in vaste activa en voorraden worden gefinancierd met interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden gevormd door de reserves en voorzieningen. De langlopende schulden bestaan uit lange leningen met een looptijd van 1 jaar of langer en overige vaste schuld. De overige vaste schuld bestaat vooral uit de ontvangen afkoopsommen erfpacht. De gemeente moet deze afkoopsommen als schuld op de balans opnemen en gedurende de oorspronkelijke looptijd van de afgekochte erfpachtcontracten jaarlijks laten vrijvallen in het resultaat. De kasgeldleningen zijn externe geldleningen met een looptijd van korter dan 1 jaar. Ten slotte wordt het overig netto werkkapitaal tot de financieringsmiddelen gerekend. Het netto werkkapitaal bestaat uit het saldo van de debiteuren, crediteuren en overlopende posten.

De boekwaarde van het eigen vermogen is eind 2024 € 126,6 mln hoger dan begroot. Dit kwam door lager dan geraamde onttrekkingen aan diverse reserves, zoals de bestemmingsreserves Rotterdamse Investeringsmotor, Taakmutaties Gemeentefonds, NPRZ en Duurzaam. Zie voor de ontwikkelingen van de reserves de balanspagina Reserves. De voorzieningen zijn € 20,1 mln lager dan begroot. Voor meer informatie over voorzieningen, zie de balanspagina Voorzieningen.

Met name de hogere reservepositie heeft ertoe geleid dat er in 2024 minder langlopende leningen zijn aangetrokken dan geraamd. De langlopende schulden waren eind 2024 € 147,8 mln lager dan geraamd. Ook de behoefte aan kasgeld was in 2024 aanmerkelijk lager. Zo werd er van andere overheden veel geld ontvangen met een specifiek bestedingsdoel (zie balanspagina overlopende passiva). Het netto werkkapitaal steeg hierdoor en de noodzaak om geld op de markt te lenen nam af.

Financieringsmiddelen (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Eigen vermogen 2.331.061 2.814.556 2.652.115 2.491.483 2.618.089
Voorzieningen 104.246 120.291 146.202 150.556 130.410
Interne financieringsmiddelen 2.435.307 2.934.847 2.798.317 2.642.039 2.748.499
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 563.426 638.658 628.922 1.051.909 903.847
Overige leningen 37.079 38.326 38.823 37.718 37.989
Langlopende schulden 600.505 676.983 667.744 1.089.627 941.837
Kasgeldleningen 425.000 60.000 125.000 300.000 175.000
Overig netto werkkapitaal -69.036 -166.562 231.221 89.538 264.750
Totaal lopende financieringsmiddelen 3.391.777 3.505.269 3.822.281 4.121.205 4.130.085

Ontwikkeling leningenpositie

De bovenstaande ontwikkelingen leidden tot een afname van de schuldpositie ten opzichte van de raming met € 273,1 mln. Vergeleken met de stand per ultimo 2023 is de schuld gestegen met € 324,9 mln.

De solvabiliteit en de netto schuldquote zijn verbeterd ten opzichte van de begroting. Voor meer informatie over deze kengetallen, zie de paragraaf Financiële kengetallen.

Ontwikkeling leningenpositie (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Kasgeldleningen 425.000 60.000 125.000 300.000 175.000
Obligatieleningen en onderhandse geldleningen 563.426 638.658 628.922 1.051.909 903.847
Totaal korte en lange geldleningen 988.426 698.658 753.922 1.351.909 1.078.847

 

Kasstroomoverzicht

Het onderstaande kasstroomoverzicht geeft een inzicht in de verschillende kasstromen die hebben geleid tot de mutatie van de banksaldi in 2024. Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode en bestaat uit kasstromen operationele-, investerings- en financieringsactiviteiten.

Kasstroomoverzicht Rekening 2024
OPERATIONELE ACTIVITEITEN  
Exploitatieresultaat

-34.026

Aanpassing voor:  
Afschrijvingen en waardeverminderingen (im)materiële vaste activa 149.851
Mutatie voorzieningen -15.792
Subtotaal aanpassing 134.060
Voorraden en onderhanden werk -58.807
Mutaties in werkkapitaal:  
Kortlopende uitzettingen (excl. liquide middelen) 17.428
Kortlopende schulden (excl. rek.-cour. en kortlopende leningen) -35.201
Overlopende activa -16.516
Overlopende passiva 67.818
Subtotaal werkkapitaal 33.529
KASSTROOM UIT OPERATIONELE ACTIVITEITEN 74.755
   
INVESTERINGSACTIVITEITEN  
Investeringen (im)materiële vaste activa -439.051
Desinvesteringen (im)materiële vaste activa en bijdragen derden 29.544
Subtotaal (im)materiële vaste activa -409.508
Verstrekking leningen ug en uitzettingen > 1 jaar -9.638
Aflossingen leningen ug en uitzettingen > 1 jaar 18.252
Subtotaal leningen ug en uitzettingen > 1 jaar 8.614
Kapitaalverstrekkingen -22.796
KASSTROOM UIT INVESTERINGSACTIVITEITEN -423.689
   
FINANCIERINGSACTIVITEITEN  
Mutatie kortlopende geldleningen 50.000
Mutatie vaste schulden (excl. leningen og) -833
Aangetrokken leningen og 460.000
Aflossingen leningen og -185.075
KASSTROOM UIT FINANCIERINGSACTIVITEITEN 324.092
   
MUTATIE BANKSALDI -24.842

 

Rente

De inflatie in de eurozone bleef in het begin van 2024 relatief hoog. Hierdoor vertoonde de lange rente in de eerste helft van het jaar een stijging met een piek in juni. In die maand heeft de Europese Centrale Bank (ECB) voor het eerst in lange tijd de beleidsrente met 0,25% verlaagd van 4,0% naar 3,75%. De inflatievooruitzichten waren aanzienlijk verbeterd. Daarna verlaagde de ECB het leidende rentetarief nog driemaal met 0,25%, waarmee de rente uitkwam op 3,0%. Door de afnemende inflatie in de eurozone verminderde later in het jaar ook de druk op de lange rente.

Renteresultaat

Het onderstaande renteschema geeft inzicht in de rentelasten en -baten, het renteresultaat en de wijze waarop de rente wordt toegerekend aan de verstrekte leningen, investeringen en grondexploitaties. In de begroting wordt rekening gehouden met het planningsoptimisme door een correctie toe te passen op zowel de externe rentelasten als de toegerekende omslagrente.

In 2024 bedroeg het gemiddelde rentepercentage over de opgenomen korte en lange leningen 3,0%. Het percentage dat aan bespaarde rente is toegerekend aan de reserves en voorzieningen was 2,0%. Het percentage van de omslagrente, waarmee de financieringskosten intern zijn toegerekend aan de gemeentelijke programma's, was ook 2,0%.

Een lagere schuldpositie leidde ondanks de gestegen marktrente voor wat betreft de externe rentelasten tot een voordeel van € 1,7 mln ten opzichte van de begroting. De rentebaten op verstrekte leningen kwamen juist door de gestegen marktrente iets hoger uit dan begroot. Hieronder valt ook het geld dat was gestald bij de schatkist. Daarover heeft de gemeente een rentevergoeding ontvangen. De lagere negatieve boekwaarde bouwgronden in exploitatie heeft gezorgd voor een rentevoordeel van € 0,4 mln. Uiteindelijk kwamen de totaal toe te rekenen financieringskosten € 2,9 mln lager uit dan geraamd. De realisatie van de nieuwe investeringen bleef achter bij de verwachtingen waardoor € 1,2 mln minder omslagrente kon worden toegerekend. Het renteresultaat kwam € 1,7 mln hoger uit dan begroot.

Renteschema Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Externe rentelasten korte en lange leningen -15.088 -13.868 -15.375 -24.635 -22.966
Rentebaten verstrekte leningen 5.923 2.592 5.161 3.535 4.372
Saldo externe rentelasten en rentebaten -9.165 -11.276 -10.214 -21.099 -18.594
Omslagrente bouwgronden in exploitatie (BIE) -1.110 -1.046 -1.469 -2.994 -2.606
Toe te rekenen externe rente -10.275 -12.322 -11.683 -24.093 -21.200
Rente over eigen vermogen (toevoeging RIM) -42.110 -34.966 -42.218 -53.042 -53.042
Rente over voorzieningen (toevoeging RIM) -384 -148 -141 -97 -97
Rente over voorzieningen (toevoeging pensioenvoorziening) -47 -286 -1.060 -1.260 -1.260
Totaal toe te rekenen rente -52.816 -47.721 -55.102 -78.492 -75.599
Toegerekende omslagrente 56.916 50.267 52.738 76.621 75.436
Renteresultaat 4.100 2.546 -2.364 -1.871 -163

 

Wettelijke normen

In de Wet fido zijn drie wettelijke normen opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Zo moeten tijdelijk overtollige middelen boven een vastgestelde drempel worden aangehouden in ‘s Rijks schatkist. Bij het aantrekken van korte leningen (met looptijd tot één jaar) mag het gemiddelde saldo de kasgeldlimiet niet langdurig overschrijden. Het saldo aan aflossingen en renteherzieningen op de bestaande portefeuille lange leningen (met looptijd van één jaar of langer) mag in enig jaar niet hoger zijn dan de renterisiconorm.

Drempel schatkistbankieren
Om de staatsschuld te beperken moeten gemeenten liquide middelen aanhouden in de schatkist bij het Rijk of uitzetten bij medeoverheden. Om te voorkomen dat onverwachte ontvangsten en uitgestelde betalingen direct leiden tot onrechtmatigheid mag er bij gemeenten een beperkt positief saldo op de bankrekeningen aanwezig zijn. Gemiddeld per kwartaal mag dit saldo niet meer zijn dan een vastgesteld drempelbedrag. Het drempelbedrag is gerelateerd aan de omvang van de begroting: 2% over de eerste schijf van € 500 mln en 0,2% over het meerdere daarboven. Voor 2024 is het drempelbedrag € 18,1 mln. Dagelijks wordt het saldo op de verschillende bankrekeningen bepaald en een positief saldo wordt overgeboekt naar de schatkistrekening. De gemiddelde banksaldi bleven ruim onder de drempel en daarmee is geheel 2024 voldaan aan deze norm.

Drempelbedrag schatkistbankieren 2022 2023 2024 2024 Q1 2024 Q2 2024 Q3 2024 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.150.519 4.354.412 4.561.733 4.561.733 4.561.733 4.561.733 4.561.733
Drempelbedrag o.g.v. Wet fido 17.301 17.709 18.123 18.123 18.123 18.123 18.123
Gemiddelde omvang banksaldi 5.003 7.247 7.731 7.726 8.013 6.429 8.756
Ruimte (+) / overschrijding (-) 12.298 10.462 10.392 10.398 10.111 11.694 9.367

Kasgeldlimiet

De gemeente mag haar activiteiten niet onbeperkt met kort geld financieren. In de Wet fido is hiervoor de kasgeldlimiet opgenomen, waarmee een maximum wordt gesteld aan de netto kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal van de oorspronkelijke begroting 2024 en bedroeg € 387,7 mln. De kasgeldlimiet wordt getoetst aan het kwartaalgemiddelde van de netto vlottende schulden en mag niet meer dan drie achtereenvolgende kwartalen overschreden worden. Bij een dreigende structurele overschrijding van de kasgeldlimiet worden nieuwe lange leningen aangetrokken. Gedurende het jaar heeft de gemeente regelmatig kortlopende leningen aangetrokken op de geldmarkt. In 2024 is voldaan aan de vereisten uit de Wet fido met betrekking tot de kasgeldlimiet. Geen enkel kwartaal is de kasgeldlimiet overschreden.

Kasgeldlimiet 2023 Q1 2023 Q2 2023 Q3 2023 Q4 2024 Q1 2024 Q2 2024 Q3 2024 Q4
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.354.412 4.354.412 4.354.412 4.354.412 4.561.733 4.561.733 4.561.733 4.561.733
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag 370.125 370.125 370.125 370.125 387.747 387.747 387.747 387.747
Gemiddelde vlottende schulden 28.156 34.284 745 25.145 191.756 187.944 82.895 125.878
Gemiddelde vlottende middelen -81.143 -57.816 -171.513 -60.088 -61.025 -42.123 -103.607 -41.950
Gemiddelde netto vlottende schulden -52.987 -23.532 -170.767 -34.943 130.731 145.821 -20.712 83.928
In % begroting -1,2% -0,5% -3,9% -0,8% 2,9% 3,2% -0,5% 1,8%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 423.112 393.657 540.892 405.068 257.017 241.927 408.459 303.819

Renterisiconorm

Bij de structurering van de lange schuld moet de gemeente rekening houden met de renterisiconorm. Deze norm heeft als doel het toekomstig renterisico te beperken door de aflossingen en renteherzieningen te spreiden. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen op lopende leningen. Het renterisicobedrag wordt volgens de Wet fido berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Het totale renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal van de voorliggende begroting. Het renterisicobedrag op de langlopende schuld kwam in 2024 uit op € 185,1 mln en bleef daarmee ruim onder de gestelde norm. Nieuw afgesloten leningen zijn zo gestructureerd dat de renterisiconorm ook in de komende jaren niet wordt overschreden.

Renterisiconorm Rekening 2022 Rekening 2023 Rekening 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027 Begroting 2028
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting 4.150.519 4.354.412 4.561.733 4.963.136 4.963.136 4.963.136 4.963.136
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag 830.104 870.882 912.347 992.627 992.627 992.627 992.627
Renteherzieningen 0 0 0 0 50.000 0 0
Aflossingen 24.769 104.736 185.075 100.277 100.587 86.998 86.261
Risicobedrag 24.769 104.736 185.075 100.277 150.587 86.998 86.261
In % begroting 0,6% 2,4% 4,1% 2,0% 3,0% 1,8% 1,7%
Ruimte (+) / overschrijding (-) 805.335 766.146 727.272 892.351 842.041 905.629 906.366

 

Renterisicobeheer

Bij het afsluiten van nieuwe leningen loopt de gemeente een renterisico. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Als onderdeel van het renterisicobeheer maakt de gemeente op beperkte schaal gebruik van renteswaps.

Renteswaps zijn instrumenten waarmee de lange rente kan worden vastgelegd. In 2009 en 2010 heeft de gemeente renteswaps afgesloten om toekomstige renterisico’s te beperken. Daarbij zijn de renterisico's van € 185 mln aan onderliggende financieringsbehoefte ingedekt. Ter beperking van tegenpartijrisico’s zijn deze swaps alleen afgesloten bij de BNG Bank. Deze bank heeft met een AAA-rating de hoogst mogelijke kredietwaardigheid. Op deze renteswaps drukken geen onderpandverplichtingen. Bij een rentedaling heeft de gemeente dan ook geen verplichting om liquide middelen te storten. Zie voor meer informatie over de renteswaps de balanspagina Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen.

 

Leningverstrekking

De bestaande portefeuille verstrekte geldleningen heeft grotendeels een aflopend karakter. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst aangegaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en niet meer bij de gemeente. De komende jaren zal de omvang van de aan de woningcorporaties verstrekte leningen verder dalen. Voorheen was de gemeente ook de financier van RET Infrastructuur BV en RET Railgebonden Voertuigen BV. In 2016 is besloten dat de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) de rol als financier van beide entiteiten overneemt van de gemeente. Slechts een beperkt pakket met leningen bleef achter bij de gemeente. Deze worden in de komende jaren door de RET afgelost volgens het bestaande aflossingsschema en vervolgens geherfinancierd bij de MRDH.

De overige financiële activa betreffen leningen aan sportverenigingen en welzijnsorganisaties. Daarnaast gaat het om leningen voor de economische ontwikkeling. Ook de leningen die lopen via de Kredietbank Rotterdam, het Nationaal Restauratiefonds (NRF) en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVN) vallen onder deze categorie.

Verstrekte leningen (standen ultimo jaar)

Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Woningcorporaties 44.075 35.141 27.143 22.240 22.240
Deelnemingen 42.500 34.000 25.500 17.000 17.000
Totaal leningen 86.575 69.141 52.643 39.240 39.240
Sportverenigingen 4.053 3.878 3.905 3.838 3.958
Economische ontwikkeling 9.640 10.025 10.426 10.832 10.832
Overig 14.721 17.545 23.164 22.962 27.494
Totaal overige financiële activa 28.414 31.448 37.495 37.633 42.284
Totaal verstrekte leningen 114.989 100.588 90.138 76.872 81.524

 

Garantieverlening

Bij de gemeentelijke garantieverlening wordt onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke achtervangpositie bij de waarborgfondsen, garanties voor particulieren en garanties voor rechtspersonen.

Achtervang waarborgfondsen
De gemeente fungeert als achtervanger bij twee verschillende waarborgfondsen, de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) en de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Als achtervanger is de gemeente verplicht om renteloze leningen te verstrekken aan de waarborgfondsen als die in liquiditeitsproblemen komen door een te laag fondsvermogen.

Het WEW biedt via de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) aan de geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Geldgevers kunnen het WEW aanspreken voor de restschuld bij gedwongen verkoop. De achtervangfunctie van de gemeente geldt alleen voor hypotheken die tot 1 januari 2011 zijn afgesloten, daarna is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Hierdoor neemt de Rotterdamse achtervangpositie bij WEW jaarlijks verder af.

Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Als de buffers van het WSW op enig moment ontoereikend zijn, kan het WSW de woningcorporaties aanspreken op een obligoverplichting. Dit is een voorwaardelijke verplichting tot liquiditeitssteun. Als deze steun onvoldoende blijkt om de liquiditeitsproblemen van het WSW op te lossen, dan wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2021 zijn de gemaakte afspraken vastgelegd in verschillende overeenkomsten, waaronder ook nieuwe achtervangovereenkomsten met gemeenten. De nieuwe overeenkomsten bevatten een aantal verbeteringen voor de positie van de gemeente als achtervanger. De versterking van de positie van het WSW heeft onder andere geleid tot de invoering van een direct door het WSW bij de woningcorporaties opvraagbare obligolening en tot betere afspraken over het onderpand dat het WSW heeft op het vastgoed van woningcorporaties. Vóór 1 augustus 2021 stonden gemeenten rechtstreeks in de achtervang voor individuele leningen. Voor leningen na 1 augustus 2021 worden leningen achteraf aan gemeenten toegerekend naar rato van het bezit van de betreffende corporatie in de gemeente.

In lijn met de voorgaande jaren wordt het risicobedrag in de onderstaande tabel weergegeven als het totaal van de toegerekende borgstellingen die de waarborgfondsen hebben afgegeven op Rotterdams grondgebied. Dit is niet het werkelijke risicobedrag voor de gemeente Rotterdam. Bij aanspraak op alle achtervangers door het WSW voor renteloze leningen wordt het hier gepresenteerde bedrag als verdeelsleutel gehanteerd. Bij de VNG ligt de vraag om een methodiek te ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat.

Borgstellingen door waarborgfondsen (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Begroting 2024
WEW 2.435.000 2.273.000 2.049.000 1.849.000 1.930.000
WSW 7.068.944 7.576.507 6.961.380 6.961.380 7.121.463
Totaal borgstellingen door waarborgfondsen 9.503.944 9.849.507 9.010.380 8.810.380 9.051.463

Garanties voor particulieren

De garanties in de volkshuisvesting aan particulieren hebben voornamelijk betrekking op een regeling die gold tot 1995. Volgens deze regeling verstrekte de gemeente garanties voor hypothecaire geldleningen van particulieren. Bij verliezen op grond van deze regeling neemt het Rijk 50% voor zijn rekening. Met de komst van de NHG in 1995 is deze regeling gestopt. Daarnaast heeft de gemeente zich garant gesteld voor door het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekte leningen.

Garanties t.b.v. volkshuisvesting (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Hypotheekgaranties 27.233 24.510 21.787 19.063 19.063
Garantie NRF-leningen 2.900 2.329 2.079 1.279 1.344
Totaal garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 30.133 26.839 23.866 20.342 20.407

Garanties voor rechtspersonen

In het verleden zijn op verschillende beleidsgebieden garanties voor rechtspersonen verstrekt. Bij de risicobeoordeling van de garanties wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën met hun eigen specifieke kenmerken.

Enkele geldnemers (Blijdorp, Stadion Excelsior, Stichting Humanitas en Stichting Lelie Zorggroep) hebben in 2024 leningen bij hun financiers afgelost, waarmee de afgegeven garanties zijn vervallen. In 2024 zijn geen nieuwe garanties voor rechtspersonen verleend. Voor meer toelichting op de garanties, zie de balanspagina Niet uit de balans blijkende verplichtingen.

Garanties t.b.v. rechtspersonen (standen ultimo jaar) Rekening 2021 Rekening 2022 Rekening 2023 Begroting 2024 Rekening 2024
Zorg 6.322 5.272 3.157 2.211 2.109
Sport en recreatie 1.282 827 365 0 0
Kunst en cultuur 730 556 269 264 264
Overig 665 601 575 550 550
Totaal garanties t.b.v. rechtspersonen 8.999 7.257 4.366 3.025 2.923

 

Kredietrisicobeheer

Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen. Daarom neemt de gemeente risicobeperkende maatregelen en voert een actief kredietrisicobeheer. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers. Dit wordt het kredietrisico genoemd. In 2012 is de kredietrisicoreserve ingesteld om deze risico’s te kunnen afdekken. Bij leningverstrekking of garantieverlening dient eenmalig een bijdrage te worden gestort voor de dekking van deze kredietrisico’s. Daarnaast betaalt de geldnemer aan de gemeente een renteopslag of garantiepremie, die als voeding dient voor de kredietrisicoreserve. De onderstaande tabel toont per ultimo 2024 de bedragen waarover risico wordt gelopen en de omvang van het kredietrisico. 

Er is nu nog geen goede methodiek voorhanden om het kredietrisicobedrag voor de achtervangposities in het Waarborgfonds Eigen Woning en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw te berekenen. Daarom wordt dit op PM gesteld. Nu het strategisch programma door het WSW voltooid is, kan een methodiek ontwikkeld worden om het kredietrisicobedrag van de achtervangpositie voor gemeenten te kunnen berekenen. De VNG buigt zich over de vraag hoe het kredietrisicobedrag met betrekking tot de achtervangpositie in het WSW te berekenen.

Voor garanties ten behoeve van volkshuisvesting particulieren baseert de gemeente zich bij het berekenen van het kredietrisicobedrag op bancaire richtlijnen. Met behulp van een kredietrisicomodel zijn de bedragen berekend die minimaal zouden moeten worden gereserveerd om de risico’s van de leningverstrekking en de garantieverlening voor rechtspersonen te kunnen opvangen. De kredietrisicoreserve is vooralsnog voldoende om het hier berekende totale kredietrisicobedrag te kunnen dekken. Pas als er ook een goede inschatting kan worden gemaakt van de risico’s die samenhangen met de achtervang in de waarborgfondsen, kan worden vastgesteld of de kredietrisicoreserve toereikend is.

Kredietrisicoberekening Uitstaand bedrag Kredietrisico
Borgstellingen door waarborgfondsen 9.051.463 PM
Garanties t.b.v. volkshuisvesting particulieren 20.407 571
Garanties t.b.v. rechtspersonen 2.923 866
Verstrekte leningen 81.524 3.813
Totaal 9.156.317 5.251