Voorjaarsnota 2025

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Paginanummer in website: 222

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

 

Beleid

Voor een gezonde financiële positie moet de gemeente over voldoende weerstandsvermogen beschikken. Dit houdt in dat de gemeente over voldoende capaciteit beschikt om de financiële risico’s op te kunnen vangen die niet zijn afgedekt. De gemeente wil ook voorkomen dat iedere onvoorziene, financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen of dat er juist een onnodig hoge financiële buffer wordt aangehouden. 

Het weerstandsvermogen is opgebouwd uit de verhouding tussen twee componenten, de benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit. Het beleid rondom het weerstandsvermogen is erop gericht om de verhouding tussen de benodigde en de beschikbare weerstandscapaciteit ten minste 1,0 te laten zijn. Dit wil zeggen dat de beschikbare weerstandscapaciteit (de teller) minstens gelijk is aan de benodigde weerstandscapaciteit (de noemer). Oftewel, dat er genoeg middelen (beschikbare weerstandscapaciteit) aanwezig zijn om de risico’s (benodigde weerstandscapaciteit) op te vangen. 

Om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen, wordt periodiek geïnventariseerd welke grote financiële risico’s (groter dan € 1,0 mln) de gemeente loopt, waarvoor geen beheersmaatregelen of voorzieningen zijn getroffen en geen verzekering is afgesloten. Op basis hiervan wordt door middel van een risico-simulatiemodel de benodigde weerstandscapaciteit bepaald. In het risico-simulatiemodel wordt, gegeven de ingevoerde risico’s, een berekening van de benodigde weerstandscapaciteit gemaakt aan de hand van 5000 automatisch gegenereerde mogelijk situaties en met een percentage van 95% zekerheid. Dit betekent dat de benodigde weerstandscapaciteit 95% van de mogelijke situaties weerspiegeld. Onderstaand is weergegeven welke risico’s zijn betrokken bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit. Tevens is toegelicht hoe het risicoprofiel zich ten opzichte van voorgaande begrotingsproducten heeft ontwikkeld. 

De benodigde weerstandscapaciteit wordt afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. Bij de beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend met de onderstaande bestanddelen:
•    De algemene reserve;
•    De risicoreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (op dit moment zijn dit de kredietrisicoreserve, de bestemmingsreserve BUIG (gebundelde uitkering voor inkomensgerechtigden) en de bestemmingsreserve Tweedelijns WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdhulp);
•    De wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Bij de tabel ontwikkeling weerstandsvermogen wordt toegelicht en inzichtelijk gemaakt hoe het weerstandsvermogen zich in de loop van de tijd ontwikkelt.
Indien op enig moment het weerstandsvermogen als gevolg van forse financiële tegenvallers minder dan 1,0 bedraagt, worden er maatregelen getroffen die het aannemelijk maken dat het weerstandsvermogen zo spoedig mogelijk weer 1,0 of meer zal bedragen. 

Risico's

In onderstaande tabel worden de financiële risico’s (>= € 1,0 mln) welke mee worden genomen in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit toegelicht. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare risico’s. Per kwantificeerbaar risico is een inschatting gemaakt van de kans dat het risico optreedt, de financiële gevolgen en het jaar waarin de gemeente het risico loopt.

Kwantificeerbare risico'sKans op risicoIngeschat minimumbedrag (x € 1.000,-)Ingeschat maximumbedrag (x € 1.000,-)Kans op optreden in jaar
Leningen en garantiesbuiten model5.2515.2512025 e.v.
Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd.
Inkomensregeling (BUIG)20%056.0002025
30%
0
42.000
2026
30%
0
42.000
2027
25%
0
42.000
2028
20%
0
42.000
2029
Het BUIG-saldo is het verschil tussen de inkomsten die Rotterdam van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen (het BUIG-budget) en de verstrekte bijstandsuitkeringen aan Rotterdammers. Het verwachte BUIG-saldo voor het lopende en volgende begrotingsjaar worden in de exploitatiebegroting verwerkt. Het risico is dat het geraamde BUIG-saldo negatiever uitpakt. Specifieke risico's zijn:• Als het Rotterdamse bijstandsvolume een ongunstigere ontwikkeling van het aantal uitkeringen kent dan het landelijke bijstandsvolume zal dit leiden tot een financieel tekort.• In de huidige begroting is voor het BUIG-budget uitgegaan van het nader voorlopig budget 2024 (gepubliceerd eind april 2023). Mede op basis hiervan zijn inschattingen gemaakt voor het BUIG-budget 2024 en 2025. Eind september 2024 wordt het definitief budget 2024 en het voorlopig budget 2025 gepubliceerd. Een risico is dat het BUIG-budget lager is dan waar in de begroting van is uitgegaan. • In de Voorjaarsnota 2024 is voor het jaar 2024 uitgegaan van een risico van 25%. Gezien het huidige verloop van het bijstandsvolume (t.o.v. het landelijke gemiddelde) wordt een kans op een groter BUIG-tekort dan waar in de begroting van is uitgegaan verlaagd naar 10%. Voor de overige jaren is het risico gelijk gebleven. • In 2025 is het verwachte tekort verwerkt in de begroting, maar is het risico hoger dan in 2024 vanwege de grotere onzekerheid over de ontwikkeling van het (Rotterdamse en landelijke) bijstandsvolume en het BUIG-budget in 2025.• In de huidige begrotingssystematiek wordt ervan uitgegaan dat in het jaar 2026 en verder de uitkeringslasten gelijk zijn aan het BUIG-budget (het BUIG-saldo is dus nul). Gezien de tekorten in 2024 en 2025 is er een hogere kans op tekorten in 2026 en verder. Voor 2027 en 2028 daalt het risico t.o.v. 2026 waarbij wordt verondersteld dat door het treffen van gerichte maatregelen (bv door het maken van afspraken met SZW m.b.t. het BUIG-budget of inzet van specifiek beleid) de kans op een BUIG-tekort gaat afnemen.Voor het bepalen van het maximale tekort op de BUIG wordt uitgegaan van 10% van de BUIG lasten (circa € 550 mln). Voor een eventueel extra tekort kan namelijk een beroep worden gedaan op de vangnetregeling (voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren).
Renterisico50%07.6882025
50%
0
24.063
2026
50%
0
35.414
2027
50%
0
41.791
2028
50%
0
43.563
2029
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen.
Gemeentefonds (omvang)50%011.0002027
50%
0
22.000
2028 e.v.
Het vervolgtraject van de herijking van het gemeentefonds vanaf 2026 en het periodieke onderhoud van het gemeentefonds kan tot een lager gemeentefonds leiden.
Gemeentefonds (BTW-compensatiefonds)15%010.0002025
25%
0
10.000
2026 e.v.
Risico dat -landelijke- declaraties bij het BTW-compensatiefonds (BCF) zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Gemeentefonds (ontwikkeling verdeelmaatstaven)50%015.0002025 e.v.
Risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd.
Werkgeverspremie en CAO gemeenten50%033.0002025
50%
0
16.500
2026 e.v.
Nog niet afgesloten cao voor een deel van het jaar 2025 kan leiden tot financiële consequenties. De huidige CAO loopt t/m maart 2025. Het opgenomen risico is een financiële vertaling van ongeveer 2% hogere uitkomst dan geraamd. E.e.a. heeft in principe een doorwerking naar het indexeringspercentage van subsidies en andere afgeleide indices.
OZB-opbrengsten40%010.0002025 e.v.
De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid.
Tweedelijns Wmo25%010.0002025 e.v.
De vraag naar zorg stijgt. De zogeheten compensatieplicht uit de Wmo 2015 ligt hier mede aan ten grondslag (gemeenten dienen iedereen die In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeente. Iedereen die op basis van deze wetten zorg vraagt en geïndiceerd krijgt, dient die zorg ook te krijgen (compensatieplicht). Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met hogere zorguitgaven tot gevolg. Maatregelen zijn nodig om de zorg in Rotterdam houdbaar, uitvoerbaar en betaalbaar te houden. Hiervoor is een Bestuursopdracht Zorg verstrekt. Met de Bestuurlijke Opdracht Zorg wordt het afremmen van de groei in de zorg nagestreefd. Het risico bestaat dat de zorguitgaven ondanks de (deels nog in te vullen) beheersingsmaatregelen buiten de budgettaire kaders treden.
Tweedelijns Wmo (aanvullend)35%03.0002025
35%
0
15.000
2026 e.v.
Het ambitieniveau m.b.t. de Bestuurlijke Opdracht Zorg wordt verhoogd. Deze reeks dient ingevuld te worden met ingrepen buiten het zorgdomein om de stijgende zorguitgaven te dempen (bijvoorbeeld op het gebied van werk en wonen). Het risico bestaat dat dit hogere ambitieniveau niet (volledig) wordt gerealiseerd
Tweedelijns Wmo (rijkslobby)50%037.0002025
50%
0
58.000
2026 e.v.
In het Coalitie-akkoord is besloten tot het in de begroting opnemen van extra baten vanuit het Rijk voor de gemeentelijke uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, vanuit een daarop gerichte lobby richting het Rijk. In de begroting is een reeks opgenomen van circa € 37 mln in 2025, en € 58 mln in 2026 en alle navolgende jaren.De inboeking van de extra baten vormde een gedeeltelijke oplossing van het ten tijde van het Coalitie-akkoord actuele budgettaire knelpunt in de zorg. Grofweg is hiermee destijds 1/3 deel van het totale knelpunt opgelost. Eveneens 1/3 deel is toen opgelost vanuit de algemene middelen, en 1/3 deel met (nog te concretiseren) maatregelen die leiden tot besparingen in de zorglasten. Er is een onderzoek gestart in opdracht van het ministerie van VWS naar de financiële houdbaarheid van de Wmo, waar ook de VNG bij betrokken is. De onderzoeksresultaten worden in de loop van 2025 verwacht. Belangrijk is om op te merken dat dit een (aanzienlijk) risico oplevert dat er in de komende jaren nieuwe tegenvallers op de lobbyreeks moeten worden geïncasseerd.
Ruimen bommen25%09.0002025 e.v.
Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln.
Risico-opslag grote projecten50%05.0002025 e.v.
Om binnen een groot project financiele tegenslagen te kunnen opvangen, maakt een risicoreserve (ook wel genoemd: risico-opslag of post onvoorzien) deel uit van de projectkostenraming. De risicoreserve ziet toe op de risico's die specifiek voor het project gelden. Het projectbudget wordt conform deze projectkostenraming bepaald, aangevuld met een onzekerheidsreserve. De onzekerheidsreserve biedt aanvullende zekerheid dat het project, bij een gelijkblijvende scope, binnen het beschikbare budget wordt afgerond. In aanvulling hierop wordt bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit rekening gehouden met het risico dat het totaal van alle projectbudgetten, ondanks het aanhouden van deze reserves, overschreden wordt. Gelet op het feit dat sinds 2017 wettelijk is voorgeschreven dat nagenoeg alle investeringen in materiele vaste activa (i.c. het gros van de projectuitgaven) moeten worden geactiveerd en afgeschreven, waardoor hogere projectuitgaven worden uitgesmeerd over de jaren waarin de gerealiseerde activa worden afgeschreven, is bij de eerste herziening 2022 het maximale risico waarmee traditioneel werd gerekend (€ 25 mln) neerwaarts bij te stellen tot € 5 mln.
Financieel risico i.r.t. enkele deelnemingen in investeringsfondsen50%09.3002025 e.v.
Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling door het fonds niet gegarandeerd.
Compenserende maatregelen en planschades25%012.8842025 e.v.
Bij projecten loopt de gemeente het risico op planschades en het nemen van compenserende maatregelen. Vooralsnog doet het risico zich bij een beperkt aantal projecten voor. Hierdoor ontstaan mogelijk kosten voor de gemeente om de voorgenomen projecten binnen de kaders in uitvoering kunnen brengen. De mate waarin is niet duidelijk. Om vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen is ervoor gekozen om de afzonderlijke projectrisico’s gezamenlijk te presenteren.
Functioneel LeeftijdsOntslag (FLO) Gezamenlijke Brandweer50%7.0007.0002025 e.v.
De Gezamenlijke Brandweer (GB) heeft voor de komende jaren een aanzienlijke verplichting ten aanzien van FLO-uitkeringen: de cumulatieve verplichting per jaareinde 2024 bedraagt € 23mln. Gezien het feit dat deze verplichting in de komende jaren (binnen een bepaalde bandbreedte) min of meer gelijkblijvend is, hoeft hier volgens de BBV geen voorziening voor in de balans te hoeven worden opgenomen. Het is echter allesbehalve ondenkbaar dat in de komende jaren niet meer aan de voorwaarden om niet te voorzien in de balans kan worden voldaan, met als gevolg een forse voorziening en een (sterk) negatief eigen vermogen. Het bestuur van het OLGB is op de hoogte van dit risico.
Jeugdwet (regionale bestuursopdracht)35%09.6002025
35%
0
26.500
2026
35%
0
54.000
2027
35%
0
54.200
2028
35%
0
54.200
2029
Voor het terugdringen van de uitgaven voor jeugdhulp heeft het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond de Regionale Bestuursopdracht Kostenbeheersing (RBOK) verstrekt. Door de Uitvoeringsorganisatie van de GRJR is voor de invulling hiervan een maatregelenpakket opgesteld. De maatregelen moeten ertoe leiden dat de groei van de uitgaven wordt geremd en dat er vanaf 2027 geen groei meer is. Voorzichtigheidshalve wordt rekening gehouden met het risico dat de besparingen die uit het maatregelenpakket voortvloeien tegenvallen, mede vanwege een grote afhankelijkheid van de zorgaanbieders.
Jeugdwet (aanvullend)35%06.9002025
35%
0
13.300
2026
35%
0
26.000
2027
35%
0
26.300
2028
35%
0
26.300
2029
Rotterdam volgt hetzelfde besparingstempo als de Uitvoeringsorganisatie van de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond, alleen dan met een hoger ambitieniveau. Het doel is om de uitgaven terug te dringen naar het niveau dat in 2022 werd gerealiseerd.
Rijksbijdrage Regeling opvang ontheemden Oekraïne25%05202025
25%
0
2.032
2026
25%
0
1.142
2027
25%
0
1.142
2028
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) schijft afspraken en richtlijnen voor die gemeenten inzetten ten behoeve van het opvangen van ontheemden. De bijdrage vanuit het Rijk voor de uitvoering van deze regeling is verlengd tot maart 2026. De huurcontracten zoals momenteel afgesloten eindigen na deze datum wat leidt tot een financieel risico. Op basis van de huidige inzichten bedraagt dit financiële risico voor Rotterdam € 520k in 2025 tot € 1.140k in 2028 met een risicopercentage van 25%.
Afvalverwerking lachgascilinders50%5.95560.1272025
50%
2.724
26.364
2026 e.v.
Sinds het landelijk verbod (1-1-2023) op lachgas voor recreatief gebruik, vormen de lachgascilinders een probleem. Er worden grote hoeveelheden wegwerpcilinders aangetroffen in het restafval. Dit heeft geleid tot aanzienlijke schade aan verbrandingsovens van afvalverbranders, waaronder ook AVR. Om te voorkomen dat lachgascilinders opnieuw schade veroorzaken, is het nodig om lachgascilinders uit het afval te verwijderen voordat ze in de verbrandingsovens terecht komen. Het financieel risico bestaat eruit dat AVR de kosten die zij maken om te vermijden dat de cilinders in hun installatie terecht komen en de schade die zij hebben geleden aan hun installatie, zullen trachten te verhalen op hun klanten.
Grondbank RZG Zuidplas*25%026.0002025 e.v.
Het grootste risico voor de Grondbank is dat de ontwikkeling van het Middengebied (Cortelande) niet of niet op korte termijn start. Hierdoor zou de verkoop van de gronden van de Grondbank aan de gemeente Zuidplas niet door kunnen gaan. De totale waarde van de gronden zonder ontwikkelingsperspectieven ligt op een niveau van ca. € 30 mln. Het totale verlies in een dergelijke extreme situatie bedraagt momenteel maximaal € 65 mln. Dit bedrag zal de Grondbank in dat geval moeten afboeken en de deelnemers zullen het tekort op de balans moeten aanzuiveren. Dit betekent voor Rotterdam dat er momenteel een maximaal risico bestaat van 40% van € 65 mln. = € 26 mln. De kans op dit risico wordt ingeschat op 25%.
Grondexploitaties50%040.4002025 e.v.
Op basis van de actuele inzichten uit de Markt-, Grond- en Vastgoedrapportage Rotterdam is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's. De benodigde weerstandscapaciteit voor de grondexploitatieportefeuille wordt berekend als het verschil tussen het huidige ingerekende scenario (base-case) en een realistisch worst-case scenario. Door de huidige volatiele markt ligt het worst-case scenario op dit moment beduidend dichter bij het base-case scenario dan voorgaande jaren, wat leidt tot een relatief lage benodigde weerstandscapaciteit.
Nieuw*
Niet-kwantificeerbare risico's
Risico achtervang Waarborgfonds Sociale Woningbouw
Het WSW heeft als doel om de toegang tot de kapitaalmarkt voor de deelnemende woningcorporaties te bevorderen. Daarvoor biedt zij zekerheid aan geldgevers van woningcorporaties voor de rente- en aflossingsverplichtingen van de geborgde geldleningen. De woningcorporaties betalen hiervoor een borgstellingsvergoeding aan het WSW. Pas als de buffers van het WSW ontoereikend zijn, wordt de achtervang van het Rijk en de gemeenten aangesproken. In 2018 is het WSW een strategisch programma gestart om het borgstelsel te versterken. In 2021 zijn de gewijzigde afspraken tussen WSW, de corporaties en de achtervangers vastgelegd in verschillende overeenkomsten. Vóór 1 augustus 2021 stonden gemeenten rechtstreeks in de achtervang voor individuele leningen. Voor leningen na 1 augustus 2021 worden leningen achteraf aan gemeenten toegerekend naar rato van het bezit van de betreffende corporatie dat zich in de gemeente bevindt. Nu het strategisch programma door het WSW voltooid is, is de VNG gevraagd een methodiek te ontwikkelen voor de verslaglegging over de achtervangpositie en de berekening van het risico waarmee de achtervangpositie gepaard gaat. Naar verwachting zal dit model in 2024 gereed zijn.
Risico achtervang Waarborgfonds Eigen Woningen
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) biedt via de Nationale Hypotheekgarantie aan geldgevers zekerheid voor het geval de hypotheekgever niet aan zijn financiële verplichtingen voldoet. Indien het fondsvermogen ontoereikend is, wordt aanspraak gemaakt op de achtervang van Rijk en gemeenten. Voor hypotheken afgesloten na 1 januari 2011 is sprake van 100% achtervang van het Rijk. Om te voorkomen dat er verschillende berekeningsmethodieken worden gehanteerd volgt het WEW nadat het proces bij WSW is afgerond.
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie
De gemeentelijke kunstcollectie is niet verzekerd. De gemeente is risicodrager voor eventuele schade aan de collectie.
Risico op schade a.g.v. natuurrampen en terrorisme
Het is niet ondenkbaar dat Rotterdam te maken krijgt met een ramp of een daad van terrorisme, die leidt tot forse financiële schade voor de gemeente Rotterdam.
Wet Open Overheid
Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden. Met deze wet is een nieuwe basis gegeven aan zowel de actieve als de passieve openbaarmaking van overheidsinformatie. In 2021 heeft de raad een aantal moties aangenomen die verdere transparantie moeten bevorderen. De Woo biedt een nieuw kader en daarmee een nieuwe kans om in Rotterdam de actieve en passieve openbaarmaking verder te professionaliseren en daarmee transparantie richting burgers te verbeteren. Hiervoor is het programma Rotterdam Transparant gestart.De rijksbijdrage voor invoering van de wet is een stuk lager dan werd verwacht. Dit heeft twee oorzaken:1) Het verschil met de eerste aanname (verdeling 100% op basis van aantal inwoners gemeente) en de werkelijke bijdrage heeft alles te maken met de verdeelsleutel. Iedere gemeente heeft een vast bedrag ontvangen van ca 60% en het overige deel van 40% is op basis van het aantal inwoners verdeeld. De verdeling heeft voor een grote gemeente zoals Rotterdam nadelig uitgepakt.2) Daarnaast heeft het Rijk minder incidentele middelen beschikbaar gesteld.De overleggen met VNG, G4 en Rijk hebben nog niet geleid tot een hogere rijksbijdrage.Het oorspronkelijke plan bedroeg €2,3 mln per jaar. Beschikbaar is nu totaal € 4,6 mln voor de periode 2023 tot en met 2027, wat neerkomt op ca. € 0,9 mln per jaar.De gemeente wenst de rijksbijdrage als kaderstellend te beschouwen. Dit betekent dat het programma Rotterdam Transparant de implementatie sober maar doelmatig uitvoert, maar dat de uitvoering van het oorspronkelijk voorgestelde basisscenario niet volledig haalbaar is.De invoering van de Woo is nog met veel onzekerheden omgeven. Zo is nog steeds geen duidelijkheid over het in de wet genoemde landelijke platform, waarop publicatie moet plaatsvinden. Er is vooralsnog een Woo-index, vanwaar verwezen wordt naar lokale sites. Dit betekent dat ook de gemeente Rotterdam de optie van zowel een landelijk platform als een lokaal platform open moet houden. Voor de organisatie betekent dit een niet begrote en voorziene extra financiële benodigde impuls waarvoor vanuit de huidige Rijksbijdrage geen middelen zijn voorzien. Daarnaast is nog niet duidelijk wat de omvang is van de te publiceren documenten en de daarmee gemoeide extra handelingen, zoals anonimiseren ed. De verwachting is hier in de tweede helft van 2025 meer duidelijkheid over te krijgen. We volgen daartoe nauwgezet de landelijke ontwikkelingen.
Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer (OLGB)
In juni 2021 heeft de Gezamenlijke Brandweer op basis van doorrekeningen van het risicoclassificatie-model van de TU Delft een mogelijke verschuiving in de verhouding tussen publieke en private incidenten gesignaleerd. Het aandeel private incidenten zou kleiner worden. Mocht dit bij nadere analyse inderdaad het geval blijken, dan zal deze nieuwe ontwikkeling aanleiding kunnen zijn om de verhouding publiek (1/3) privaat (2/3) ter discussie te stellen. Het financiële gevolg met betrekking tot de jaarlijkse bijdrage is op dit moment niet te kwantificeren. Hiernaast staat de financieringsstructuur van de OLGB in haar totaliteit onder druk. Het aantal aanwijzingen mbt bedrijfsbrandweerplichtigheid loopt terug, waardoor de lasten van het bedrijfsleven door steeds minder schouders worden gedragen. De burgemeester, directeur van de GB, de CIBUA en de VRR zijn hierover in overleg, in gezamenlijkheid richting en met het Rijk. Dit lijkt een langdurige kwestie waarvan onduidelijk is wanneer uitsluitsel kan worden verwacht. Het risico bestaat nog steeds, maar verwachting is (met de kennis van nu) dat dit risico zich op zijn vroegst in 2026 zal manifesteren
Andere werkwijze risico verzekeringen
De gemeente houdt in zijn begroting rekening met lasten die ontstaan bij schade die weliswaar is verzekerd, maar waarbij met de verzekeraar een eigen risico is afgesproken. De begroting van deze ‘buffer’ is op enig moment met 1 mln verlaagd, omdat hij meestal niet of beperkt werd aangesproken. Het risico dat hierdoor een beroep moet worden gedaan op de beschikbare weerstandscapaciteit is sindsdien licht toegenomen, maar dit laat zich niet goed kwantificeren.
Voorziening pensioenen bestuurders
Vanwege toekomstige pensioenverplichtingen aan (oud-)bestuurders heeft de gemeente Rotterdam een pensioenvoorziening. De benodigde hoogte is momenteel grotendeels afhankelijk van de ontwikkeling van de rentestand en wordt periodiek herberekend. Een hogere rente leidt tot een lagere benodigde voorziening (en vrijval), een lagere rente tot een hogere voorziening en een extra storting. Vanwege gewijzigde inzichten vanuit de BBV wordt oderzocht of waardering van de voorziening op basis van norminale waarde voordelig is. Hiervoor is waarschijnlijk wel een eenmalige extra dotatie nodig, maar heeft fluctatie van de rente geen invloed meer op de hoogte van de voroziening.
Boetes en dwangsommen
Toezichthoudende of rechterlijke instanties kunnen aan de gemeente een boete of dwangsom opleggen, indien hij zich bij de uitvoering van zijn activiteiten niet houdt aan een wettelijk voorschrift of een rechterlijke uitspraak.
Risico op klimaatschade
Onder klimaatschade verstaan we de economische schade die ontstaat door de extreme weergebeurtenissen, zoals overstromingen, zware regen en hagelbuien, windhozen en extreme temperaturen e.d. Deze gebeurtenissen nemen in aantal en intensiteit toe. De kans op economische schade voor de gemeente die ontstaat door extreme weergebeurtenissen stijgt met de veranderingen van het klimaat. Voorheen werd hier nog geen rekening mee gehouden in het weerstandsvermogen. De klimaatrisico’s voor de gemeente zijn geïnventariseerd. Deze hebben vooral betrekking op bodemdaling, wateroverlast en hitte en vertalen zich in klimaatkosten hoofdzakelijk in het fysieke domein, zoals voor wegen, civiele kunstwerken en vastgoed. Deze kosten zijn deels verdisconteert in de begroting, zoals: door oplopende beheerlasten en het hanteren van bijvoorbeeld een hogere prijs per vervangen meter riolering dan andere gemeenten; het opstellen van een hitteplan; en het creëren van meer koele plekken door extra bomen te planten en te vergroenen.Daarnaast leidt klimaatverandering tot risico’s en schade op andere manieren zoals: • Aansprakelijkheidsstelling van de gemeente bij onvoldoende capaciteit van het rioolstelsel of ondergelopen tunnels, waardoor privaat vastgoed beschadigd raakt, straten onbegaanbaar worden voor hulpdiensten en voor sommige Rotterdammers hulp te laat komt.• Lagere (huur)opbrengsten en een noodzaak voor het op hoogte houden van maatschappelijke voorzieningen als kinderboerderijen, volkstuinen en speeltuinen, die minder bruikbare ruimte overhouden als gevolg van meer wateroverlast door klimaatverandering.• Schade aan cultureel erfgoed door bijvoorbeeld wateroverlast in gemeentelijke musea.• Scholen en/of kinderdagopvangen (maatschappelijk vastgoed) die zomers niet afdoende gekoeld en geventileerd kunnen worden, waardoor leerlingen naar huis gestuurd worden. De gemeente wordt geacht deze schoolgebouwen aan te passen voor een beter binnenklimaat.• Schade aan verkeersregelinstallaties, laadinfrastructuur, wegen, kunstwerken en straatverlichting door water of hitte.• Een onaantrekkelijk vestigingsklimaat en de risicoperceptie die ontstaat bij investeerders en projectontwikkelaars waardoor zich minder bedrijven vestigen in Rotterdam en minder woningen kunnen worden gebouwd.• Gezondheidsschade als gevolg van een slechte luchtkwaliteit en/of geluidsoverlast door de noodzaak voor natuurlijke ventilatie bij hittegolven in drukke, hoogstedelijke wijken.Daarmee zijn de grootste risico’s van klimaatschade voor de gemeente geïnventariseerd. Voor een aantal van deze risico’s is aangegeven of deze reeds verwerkt zijn in de begroting. Voor de overige risico’s is dit niet het geval, omdat zij niet kwantificeerbaar zijn. Met ingang van de Voorjaarsnota 2023/1e Herziening 2023 wordt het risico van klimaatschade erkent en opgenomen worden als niet-kwantificeerbaar risico in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de verschillende P&C-producten.
Compenserende maatregelen en planschades
Bij projecten loopt de gemeente het risico op planschades en het nemen van compenserende maatregelen. Vooralsnog doet het risico zich bij een beperkt aantal projecten voor. Hierdoor ontstaan mogelijk kosten voor de gemeente om de voorgenomen projecten binnen de kaders in uitvoering kunnen brengen. De mate waarin is niet duidelijk. Hiervoor is op basis van een risico-inventarisatie binnen de gemeentebegroting een gekwantificeerd risico opgenomen. Naast deze te concretiseren risico’s loopt de gemeente risico’s die nog niet concreet in een bedrag kunnen worden uitgedrukt. Om vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen is ervoor gekozen om ook voor deze risico’s de afzonderlijke projectrisico’s gezamenlijk te presenteren.
Nieuw Risico *

Op basis van dit overzicht is de benodigde weerstandscapaciteit berekend. Deze berekening is voor het gros van de risico's gemaakt met behulp van een risicosimulatiemodel, waarbij is uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Dit wil zeggen dat wanneer het weerstandsvermogen exact 1,0 is, in 95% van de gevallen de beschikbare weerstandscapaciteit alle risico's kan dekken.

De benodigde weerstandscapaciteit in verband met de risico's inzake grondexploitaties en borgstellingen en garanties wordt afzonderlijk berekend, met behulp van een model dat op deze specifieke risico's is toegesneden.

Actualisatie kwantificeerbare risico's

In vergelijking met de Begroting 2025 zijn de belangrijkste wijzigingen in de kwantificeerbare risico’s die ten grondslag liggen aan de berekening van het benodigd weerstandsvermogen onderstaand beschreven.

De belangrijkste wijzigingen in bestaande risico’s:

  • Het risico met betrekking tot de rente is geactualiseerd. Het risicobedrag is ten opzichte van de vorige stand opgehoogd. 
  • Vanuit BZK is een brief verschenen waarin wordt bevestigd dat er géén bijkomende stap wordt gezet in 2026 in het ingroeipad naar aanleiding van de vorige herijking. Het risico met betrekking tot gemeentefonds (omvang) voor 2026 vervalt. 
  • De methodiek rondom de berekening van de grondexploitaties is gewijzigd. Zo is het risico opgesplitst waardoor meer transparantie op het risico op de grondbanken (25% op het risicobedrag van € 26 mln). De berekening op de grondexploitaties wordt herijkt. Daarop vooruitlopend is het risico meegenomen in de Monte Carlo simulatie om zo een zuiverder beeld te geven. 

Actualisatie niet-kwantificeerbare risico's

Het risico met betrekking tot de Wet Open Overheid, Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer, Andere werkwijze risico verzekeringen en Voorziening pensioenen bestuurders zijn tekstueel geactualiseerd. 

 

Benodigde weerstandscapaciteit

Onderstaande tabel laat de verwachte ontwikkeling van de benodigde weerstandscapaciteit zien.

Benodigde weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar)

2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Benodigde weerstandscapaciteit 182 88 140 140 161 167 166

 

Beschikbare weerstandscapaciteit

Voor de bepaling van de beschikbare weerstandscapaciteit wordt gerekend met de volgende bestanddelen:

  • de algemene reserve;
  • de bestemmingsreserves die zijn gevormd om een specifiek financieel risico af te dekken (kortweg aangeduid als: de risicoreserves);
  • de wettelijk verplichte stelpost voor onvoorziene lasten (kortweg aangeduid als: stelpost onvoorzien).

Dit sluit aan bij het primaire doel van het weerstandsvermogen: het opvangen van plotselinge, niet begrote financiële tegenvallers, zonder dat er direct moet worden bezuinigd. Stille reserves lenen zich in de praktijk niet of nauwelijks voor het opvangen van plotselinge financiële tegenvallers, omdat ze niet per direct gerealiseerd kunnen worden. En het aanwenden van bestemmingsreserves, die voor een specifiek doel worden aangehouden, moet de facto worden opgevat als een bezuiniging.

Beschikbare weerstandscapaciteit (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar) 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Kredietrisicoreserve 20 20 20 20 20 20 20
Bestemmingsreserve WWB meerjarig 31 29 25 25 25 25 25
Bestemmingsreserve Tweedelijns Wmo en Jeugdhulp 22 0 0 0 0 0 0
Risicoreserves 72 49 45 45 45 45 45
Algemene reserve 42 95 92 98 110 119 120
Stelpost onvoorzien 0 1 1 1 1 1

1

             
Beschikbare weerstandscapaciteit* 114 145 137 143 155 164 166
* Er kan sprake zijn van een afrondingsverschil

 

Weerstandsvermogen

Conform coalitieakkoord wordt gestuurd op een weerstandsvermogen van minimaal 1,0, passend bij de financiële risico's die de gemeente loopt. Met andere woorden: de beschikbare weerstandscapaciteit zou tenminste gelijk moeten zijn aan de benodigde weerstandscapaciteit.

Weerstandsvermogen

(bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december)

2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Beschikbare weerstandscapaciteit 114 145 137 143 155 164 166
Benodigde weerstandscapaciteit 182 88 140 140 161 167 166
Weerstandsvermogen 0,63 1,65 0,98 1,02 0,97 0,98 1,00
Norm gemeente Rotterdam Coalitieakkoord 2022-2026: minimaal 1,0

 

Ontwikkeling weerstandsvermogen

In de onderstaande tabel is te zien hoe het (verwachte) verloop van het weerstandsvermogen dat in deze voorjaarsnota/eerste herziening wordt gepresenteerd zich verhoudt tot het (verwachte) verloop dat vorig jaar in de Begroting 2025 is gepresenteerd.

Ondanks de forse problematiek herstelt het weerstandsvermogen over 2026 tot boven de 1,00. 

Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden ultimo jaar) 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Beschikbare weerstandscapaciteit (Begroting 2025) 114 153 126 170 213 261  
Benodigde weerstandscapaciteit (Begroting 2025) 182 88 157 167 185 186  
Weerstandsvermogen (Begroting 2025) 0,63 1,74 0,80 1,02 1,15 1,40  
Beschikbare weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2025) 114 145 137 143 155 164 166
Benodigde weerstandscapaciteit (Eerste herziening 2025) 182 88 140 140 161 167 166
Weerstandsvermogen (Eerste herziening 2025) 0,63 1,65 0,98 1,02 0,97 0,98 1,00

Wettelijk voorgeschreven kengetallen

Onderstaand worden uitsluitend de financiële kengetallen weergegeven die op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording moeten worden vermeld in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing. Het complete overzicht van alle door de gemeente Rotterdam gehanteerde financiële kengetallen, inclusief toelichting, is terug te vinden in het onderdeel Financiële kengetallen.

Verplichte financiële kengetallen o.g.v. BBV 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029
Netto schuldquote 22,4% 29,1% 42,7% 54,8% 62,5% 63,7% 61,7%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 20,1% 27,2% 41,1% 53,5% 61,1% 62,4% 60,4%
Solvabiliteitsratio 57,8% 53,6% 46,2% 42,4% 41,5% 42,5% 44,4%
Structurele exploitatiesaldo -0,4% -1,8% -1,0% 0,3% 3,0% 4,0% 3,3%
Grondexploitatie -3,0% -1,7% -2,0% -1,4% -1,2% -2,4% -3,7%
Belastingcapaciteit 101% 109% 109% n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.