Begroting 2026
Financiële kengetallen
Paginanummer in website: 211Financiële kengetallen
Beleid
De basis voor houdbare gemeentefinanciën is gelegen in een meerjarenbegroting die structureel en reëel in evenwicht is. Houdbare gemeentefinanciën vergen echter meer dan dat. Zo wil de gemeente in geval van financiële tegenslag voldoende mogelijkheden hebben om de eerste klappen op te vangen.
De houdbaarheid van de gemeentefinanciën kent twee aspecten:
- Voldoende weerbaarheid. Het betreft de mogelijkheden om op korte termijn financiële klappen te kunnen incasseren zonder direct in de begroting en daarmee in de beleidsambities te hoeven ingrijpen.
- Voldoende wendbaarheid van de begroting. Het betreft de snelheid waarmee de lasten kunnen worden verlaagd en de baten kunnen worden verhoogd. De wendbaarheid van de begroting wordt beperkt door verplichtingen die voor meerdere jaren zijn of worden aangegaan. Het gaat dan om bijvoorbeeld verplichtingen als gevolg van schulden (rente en aflossing van opgenomen geldleningen), kapitaallasten van investeringen, apparaatslasten, beheer- en onderhoudslasten.
Voor de houdbaarheid van de gemeentefinanciën zijn weerbaarheid en wendbaarheid dus belangrijke termen. Wenselijk is dat de gemeenteraad een integraal beeld krijgt van de consequenties van beslissingen voor de houdbaarheid van de begroting. Kengetallen kunnen de gemeenteraad ondersteunen bij het maken van afwegingen. Onderstaande tabel geeft weer welke kengetallen hiervoor worden gebruikt. Met uitzondering van de kapitaallastenratio zijn alle kengetallen wettelijk voorgeschreven. Behoudens de kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn de wettelijk voorgeschreven kengetallen niet van een wettelijke norm voorzien. Wel heeft de provincie Zuid-Holland, in zijn rol van financieel toezichthouder, zogeheten 'signaalwaarden' geïntroduceerd.
Kengetallen houdbare Rotterdamse gemeentefinanciën | |
---|---|
Weerbaarheid |
|
Wendbaarheid |
|
* Deze kengetallen zijn wettelijk voorgeschreven |
Financiële kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting en de balans. Ze helpen bij de beoordeling van de financiële positie.
Het is niet wenselijk om een individueel kengetal te gebruiken voor de beoordeling van de financiële positie. De kengetallen moeten altijd in samenhang worden bezien, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een goed beeld geven van de financiële positie. Centraal in de beoordeling staan naar het oordeel van het college het exploitatiesaldo (regulier en structureel) en het weerstandsvermogen. De andere kengetallen zijn zinvolle zijlichten.
Regulier exploitatiesaldo
Het reguliere exploitatiesaldo is het verschil tussen de baten en de lasten.
Regulier exploitatiesaldo (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Lasten | 4.573 | 4.745 | 4.994 | 4.900 | 4.644 | 4.557 | 4.554 |
Onttrekkingen en vrijval reserves | 477 | 473 | 443 | 220 | 119 | 103 | 86 |
Toevoegingen aan reserves | 356 | 375 | 347 | 206 | 215 | 244 | 210 |
Regulier exploitatiesaldo | -41 | 64 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Norm BBV: 0 |
Structureel exploitatiesaldo
De Gemeentewet schrijft voor dat de begroting structureel in evenwicht is. Hiervan kan worden afgeweken indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het structurele evenwicht in de komende jaren tot stand zal worden gebracht. Om te kunnen vaststellen of aan dit wettelijke voorschrift wordt voldaan, wordt het structureel exploitatiesaldo gepresenteerd. Het structureel exploitatiesaldo betreft het verschil tussen de structurele lasten en de structurele baten. Indien de begroting niet structureel in evenwicht is, kan de Provincie Zuid-Holland de gemeente onder verscherpt toezicht plaatsen.
Structureel exploitatiesaldo (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Structurele baten | 4.007 | 4.397 | 4.702 | 4.621 | 4.546 | 4.507 | 4.484 |
Structurele lasten | 4.040 | 4.504 | 4.760 | 4.701 | 4.459 | 4.380 | 4.381 |
Structurele onttrekkingen aan reserves | 14 | 24 | 22 | 30 | 37 | 51 | 55 |
Structurele toevoegingen aan reserves | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Structureel exploitatiesaldo | -19 | -83 | -36 | -50 | 123 | 177 | 158 |
Totale baten (exclusief mutatie reserves) | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Structureel exploitatiesaldo (%) | -0,4% | -1,8% | -0,7% | -1,0% | 2,6% | 3,8% | 3,4% |
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen geeft een indicatie van de mate waarin de gemeente in staat is om niet begrote financiële tegenvallers op te vangen, zonder de noodzaak om direct te bezuinigen. De benodigde weerstandscapaciteit wordt bepaald op basis van een inventarisatie en analyse van de risico’s die de gemeente loopt. In het Coalitieakkoord Eén Stad 2022-2026 is opgenomen dat wordt gestreefd naar een weerstandsvermogen van minimaal 1,0.
Voor een nadere toelichting verwijzen we naar paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Weerstandsvermogen (bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Beschikbare weerstandscapaciteit | 114 | 145 | 94 | 110 | 138 | 163 | 175 |
Benodigde weerstandscapaciteit | 182 | 88 | 77 | 109 | 136 | 162 | 161 |
Weerstandsvermogen | 0,63 | 1,65 | 1,23 | 1,01 | 1,01 | 1,01 | 1,09 |
Norm gemeente Rotterdam Coalitieakkoord 2022-2026: minimaal 1,0 |
Solvabiliteitsrisico
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Het wordt berekend door het eigen vermogen af te zetten tegen het totale vermogen (i.c. het balanstotaal). Het eigen vermogen is opgebouwd uit de algemene reserve, de bestemmingsreserves en het (reguliere) exploitatiesaldo. Ondanks de zichtbare daling, valt de solvabiliteitratio nog in de categorie 'neutraal'.
Solvabiliteitsratio (in % bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen | 2.652 | 2.618 | 2.522 | 2.508 | 2.604 | 2.746 | 2.869 |
Balanstotaal | 4.588 | 4.885 | 5.358 | 6.003 | 6.546 | 6.775 | 6.781 |
Solvabiliteitsratio | 57,8% | 53,6% | 47,1% | 41,8% | 39,8% | 40,5% | 42,3% |
Signaleringswaarde opgesteld door Provincie Zuid-Holland: > 50% is minst risicovol, 20 - 50% is neutraal, < 20% is meest risicovol |
Belastingcapaciteit
Onderstaande tabel geeft een beeld van de ontwikkeling van de belastingcapaciteit. De belastingcapaciteit laat zien hoe de lokale lastendruk in de gemeente Rotterdam zich verhoudt tot het landelijk gemiddelde. Dit geeft een indicatie van de ruimte om extra inkomsten uit belastingen te genereren.
De uitkomst van deze vergelijking wordt uitgedrukt in een percentage. Het COELO verzorgt de berekening van de landelijke gemiddelden.
De belastingcapaciteit wordt alleen bij de begroting en bij de jaarstukken berekend. Bij de begroting is het landelijk gemiddelde van de woonlasten voor het komende jaar nog niet bekend. Daardoor is de gemiddelde belastingcapaciteit voor 2026 op dit moment nog onbekend.
De onderlinge vergelijking van de hoogte van gemeentelijke tarieven verdient een aantal nuanceringen. Gemeenten kunnen namelijk binnen dezelfde kaders van wet- en regelgeving onderling verschillende keuzen en afwegingen maken, bijvoorbeeld rond het voorzieningenniveau voor de inwoners en rond de opgaven voor gemeenten vanwege de eigen fysieke en sociaaleconomische situatie en de kosten die zij daarvoor willen maken. Het gaat bij dat laatste bijvoorbeeld om welke kosten gemeenten toerekenen aan een tarief, een keuze voor een alternatieve dekking van kosten en om de bepaling welk percentage van kostendekkendheid de tarieven moeten hebben.
In voorgaande jaren is de belastingcapaciteit berekend door de huidige woonlasten van de gemeente te vergelijken met de gemiddelde woonlasten van alle gemeenten van het voorgaande jaar (t-1). Vanaf 2025 wordt de vergelijking gemaakt met het huidige jaar (t), waardoor de berekening meer actuele en directe inzichten biedt in de positie van de gemeente ten opzichte van het landelijke gemiddelde.
Belastingcapaciteit (bedragen x € 1) |
Realisatie 2023 |
Realisatie 2024 |
Begroting 2025 |
Begroting 2026 |
---|---|---|---|---|
OZB-lasten voor gezin bj gemiddelde WOZ-waarde | 274 | 301 | 304 | 315 |
Afvalstoffenheffing voor een gezin | 384 | 437 | 474 | 495 |
Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde | 259 | 287 | 302 | 319 |
Eventuele heffingskorting | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totale woonlasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde | 917 | 1.025 | 1.080 | 1.129 |
Woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin in t-1 | 944 | 994 | 1063 | NB |
Woonlasten t.o.v. landelijk gemiddelde t-1 | 97% | 103% | 102% | NB |
Netto schuldquote
De netto schuldquote weerspiegelt het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft daarmee een indicatie van de mate waarin de rente en de aflossingen op de exploitatie drukken.
Onderstaande tabel geeft een beeld van de recente ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote is de gehele periode ruim onder de 90% en valt daarmee in de categorie minst risicovol.
Netto schuldquote (bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vaste schulden | 668 | 942 | 1.570 | 2.227 | 2.674 | 2.760 | 2.640 |
Netto vlottende schuld | 288 | 292 | 413 | 413 | 413 | 413 | 413 |
Overlopende passiva | 835 | 902 | 721 | 721 | 721 | 721 | 721 |
Financiële activa excl. verstrekte leningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitzettingen < 1 jaar | -422 | -405 | -405 | -405 | -405 | -405 | -405 |
Liquide middelen | -52 | -17 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overlopende activa | -329 | -346 | -346 | -346 | -346 | -346 | -346 |
Saldo | 986 | 1.369 | 1.953 | 2.610 | 3.057 | 3.143 | 3.023 |
Baten | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Netto schuldquote (saldo / baten) | 22,4% | 29,1% | 39,9% | 53,4% | 64,5% | 66,9% | 64,6% |
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is meest risicovol |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen
De netto schuldquote wordt zowel in- als exclusief doorgeleende gelden gepresenteerd. Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de door de gemeente verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldpositie.
Het kengetal wordt op dezelfde wijze berekend als de netto schuldquote, met dien verstande dat bij de financiële activa ook alle verstrekte leningen worden betrokken. Een aanzienlijk deel van de opgenomen gelden is doorgeleend aan woningcorporaties en deelnemingen. Dit bedrag neemt de komende jaren wel gestaag af.
De ontwikkeling van de netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen laat een vergelijkbaar beeld zien als de ontwikkeling van de netto schuldquote. De netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen valt voor alle jaren in de categorie minst risicovol.
Netto schuldquote gecorrigeerd voor leningen (bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vaste schulden | 668 | 942 | 1.570 | 2.227 | 2.674 | 2.760 | 2.640 |
Netto vlottende schuld | 288 | 292 | 413 | 413 | 413 | 413 | 413 |
Overlopende passiva | 835 | 902 | 721 | 721 | 721 | 721 | 721 |
Financiële activa incl. verstrekte leningen en excl. kapitaalverstrekking | -98 | -89 | -76 | -64 | -61 | -59 | -56 |
Uitzettingen < 1 jaar | -422 | -405 | -405 | -405 | -405 | -405 | -405 |
Liquide middelen | -52 | -17 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overlopende activa | -329 | -346 | -346 | -346 | -346 | -346 | -346 |
Saldo | 888 | 1.280 | 1.877 | 2.546 | 2.996 | 3.084 | 2.967 |
Baten | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor leningen (saldo / baten) | 20,1% | 27,2% | 38,3% | 52,1% | 63,2% | 65,6% | 63,4% |
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 90% is minst risicovol, 90-130% is neutraal, > 130% is meest risicovol |
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet betreft een plafond voor de kortlopende schuld van de gemeente, met als doel een te grote gevoeligheid voor rentefluctuaties op de kortlopende schuld te voorkomen. De kasgeldlimiet is wettelijk bepaald op 8,5% van het begrotingstotaal.
Indien de kortlopende schuld van een gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, dient de gemeente haar toezichthouder hiervan op de hoogte te stellen en een plan voor te leggen om het daaropvolgende kwartaal weer aan de kasgeldlimiet te voldoen.
In de meerjarenraming is geen overschrijding van de kasgeldlimiet voorzien, de gemeente voldoet daarmee aan de wettelijke norm.
Kasgeldlimiet (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting | 4.354 | 4.562 | 4.963 | 5.106 | 5.106 | 5.106 | 5.106 |
Kasgeldlimiet o.g.v. wet Fido: 8,5% van grondslag | 370 | 388 | 422 | 434 | 434 | 434 | 434 |
Gemiddelde korte schuld | 22 | 147 | 200 | 300 | 300 | 300 | 300 |
Gemiddelde korte middelen | -93 | -62 | -70 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Gemiddelde netto korte schuld | -71 | 85 | 130 | 300 | 300 | 300 | 300 |
In % begroting | -1,6% | 1,9% | 2,6% | 5,9% | 5,9% | 5,9% | 5,9% |
Ruimte (+) / overschrijding (-) | 441 | 303 | 292 | 134 | 134 | 134 | 134 |
Renterisiconorm
De renterisiconorm heeft als doel om toekomstige renterisico’s op de langlopende schuld te beperken. De renterisico’s worden berekend als de som van de aflossingen en de renteherzieningen op de bestaande langlopende schuld.
Er geldt een wettelijke norm. Het totale jaarlijkse renterisicobedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal. De renterisiconorm dwingt daarmee tot spreiding van de aflossingen en renteherzieningen. Er wordt meerjarig ruim voldaan aan de wettelijke norm voor het renterisico.
Renterisiconorm (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Grondslag voor norm: omvang oorspronkelijke begroting | 4.354 | 4.562 | 4.963 | 5.106 | 5.106 | 5.106 | 5.106 |
Renterisiconorm o.g.v. wet Fido: 20% van grondslag | 871 | 912 | 993 | 1.021 | 1.021 | 1.021 | 1.021 |
Renteherzieningen | 0 | 0 | 0 | 50 | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen | 105 | 185 | 100 | 101 | 87 | 86 | 171 |
Risicobedrag | 105 | 185 | 100 | 151 | 87 | 86 | 171 |
In % begroting | 2,4% | 4,1% | 2,0% | 2,9% | 1,7% | 1,7% | 3,4% |
Ruimte (+) / overschrijding (-) | 766 | 727 | 892 | 871 | 934 | 935 | 850 |
EMU-saldo
EU-lidstaten mogen een EMU-tekort realiseren van maximaal 3% van het bruto binnenlands product (bbp). In dit maximale tekort mogen, naast de Rijksoverheid, ook de decentrale overheden een aandeel hebben. In de septembercirculaire Gemeentefonds 2024 zijn de individuele referentiewaarden gepubliceerd, die de afzonderlijke gemeenten in 2024 als richtsnoer kunnen hanteren. De referentiewaarde voor Rotterdam bedraagt -254 mln. Een individuele EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft.
De begroting van gemeenten wordt opgesteld conform een (gemodificeerd) stelsel van baten en lasten. Het EMU-saldo wordt echter niet berekend op basis van baten en lasten, maar op basis van ontvangsten en uitgaven. Anders dan in het stelsel van baten en lasten drukken investeringsuitgaven en aan- en verkopen in het jaar waarin de transactie wordt gedaan volledig op het EMU-saldo. Er wordt geen rekening gehouden met afschrijvingen, noch met toevoegingen aan reserves en voorzieningen. De afwijkende berekening van het EMU-saldo kan ertoe leiden dat een gemeente bij een sluitende begroting een EMU-tekort realiseert.
In 2025 lijkt onze gemeente een fors EMU-tekort te gaan realiseren. De ervaring leert echter dat het EMU-saldo, als gevolg van planningsoptimisme bij investeringen, bij jaarrekening altijd positiever uitvalt dan in de begroting werd aangenomen. Mocht het EMU-tekort toch hoger uitvallen dan de referentiewaarde, dan zal dit slechts consequenties kunnen hebben, indien de Europese Unie Nederland een sanctie oplegt wegens overschrijding van de EMU-normen én indien het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort hoger is dan 0,27% van het bbp. Dit risico wordt klein geacht. Het is niettemin zaak om de vinger aan de pols te houden.
EMU-saldo (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Exploitatiesaldo voor toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) | -162 | -34 | -96 | -13 | 96 | 141 | 123 |
2. Mutaties (im)materiele vaste activa | -241 | -260 | -508 | -648 | -536 | -287 | -65 |
3. Mutatie voorzieningen | 26 | -16 | 3 | 1 | 1 | 2 | 2 |
4. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) | -24 | -59 | 18 | -9 | -11 | 55 | 56 |
5. Boekwinst bij verkoop effecten en (im)materiele vaste activa | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Berekend EMU-saldo | -401 | -368 | -583 | -669 | -450 | -89 | 116 |
Kapitaallastenratio
De kapitaallastenratio wordt berekend door het totaal van rente- en afschrijvingslasten (met betrekking tot schulden en investeringen) af te zetten tegen de totale baten (excl. onttrekkingen aan reserves). Niet alleen het aangaan van schuld leidt tot lasten die de flexibiliteit van de begroting negatief beïnvloeden, hetzelfde geldt voor investeringen. Investeringen leiden tot kapitaallasten, die gedurende de afschrijvingstermijn van de investering als last op de begroting drukken, waardoor de flexibiliteit van de begroting afneemt. Er geldt geen wettelijke of andere norm voor deze ratio. Er is op dit moment geen zinvolle signaleringswaarde voor dit kengetal te bepalen op basis van literatuur of de praktijk van andere gemeenten.
Kapitaallastenratio (bedragen x € 1 mln) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentelasten | 15 | 23 | 43 | 64 | 87 | 96 | 96 |
Afschrijvingen | 143 | 146 | 153 | 169 | 183 | 189 | 193 |
Saldo | 158 | 169 | 196 | 233 | 270 | 286 | 289 |
Baten | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Kapitaallastenratio | 3,6% | 3,6% | 4,0% | 4,8% | 5,7% | 6,1% | 6,2% |
Kengetal grondexploitaties
Het kengetal grondexploitaties geeft een indicatie van het financiële risico dat de gemeente loopt in verband met zijn grondportefeuille. Het kengetal wordt berekend door de boekwaarde van de grondexploitaties af te zetten tegen de totale baten van de gemeente (excl. onttrekkingen aan reserves). De boekwaarde van de grondexploitaties is negatief, doordat de gemeente in het verleden verliezen heeft genomen op de grondexploitaties. Een negatief kengetal betekent dat er geen boekwaarde is die moet worden terugverdiend door verkoop van grond. De gemeente loopt dus beperkt risico op zijn voorraden grond.
Grondexploitaties (bedragen x € 1 mln, balansstanden 31 december) |
2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Bouwgronden in exploitatie | -131 | -79 | -94 | -66 | -56 | -111 | -167 |
Totale baten (eclusief mutatie reserves) | 4.410 | 4.711 | 4.898 | 4.886 | 4.740 | 4.698 | 4.677 |
Ratio grondexploitaties | -3,0% | -1,7% | -1,9% | -1,4% | -1,2% | -2,4% | -3,6% |
Signaleringswaarden Provincie Zuid-Holland: < 20% is minst risicovol, 20-35% is neutraal, > 35% is meest risicovol |
Ontwikkeling financiële kengetallen
In onderstaande tabel is aangegeven hoe de financiële kengetallen zich ontwikkelen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.
Ontwikkeling financiële kengetallen | Oorspronkelijke begroting 2025 | Eerste herziening 2025 | Tweede herziening 2025 |
Regulier exploitatiesaldo (x € 1 mln) | 0 | 0 | 0 |
Structureel exploitatiesaldo (%) | -1,8% | -1,0% | -0,7% |
Weerstandsvermogen | 0,80 | 0,98 | 1,23 |
Solvabiliteitsratio (%) | 45,0% | 46,2% | 47,1% |
Belastingcapaciteit (%) | 109% | 109% | 102% |
Netto schuldquote (%) | 44,8% | 42,7% | 39,9% |
Netto schuldquote, gecorrigeerd voor verstrekte leningen (%) | 43,3% | 41,1% | 38,3% |
Ruimte t.o.v. kasgeldlimiet (x € 1 mln) | 122 | 272 | 292 |
Ruimte t.o.v. renterisiconorm (x € 1 mln) | 892 | 892 | 892 |
EMU-saldo (x € 1 mln) | -652 | -685 | -583 |
Kapitaallastenratio (%) | 4,4% | 4,1% | 4,0% |
Ratio grondexploitaties (%) | -3,9% | -2,0% | -1,9% |