Begroting 2026

Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente

Paginanummer in website: 16

Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente

 

Algemeen

Het gemeentefonds vanuit het Rijk is de grootste, jaarlijkse inkomstenbron van de gemeente. De ontwikkeling van het gemeentefonds bepaalt in belangrijke mate hoeveel financiële ruimte de gemeente heeft. Tot het gemeentefonds behoren de algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen. Met het geld kunnen gemeenten zelfstandig beleid voeren. Gemeenten moeten wel de hun wettelijk opgedragen taken betalen met het geld dat zij uit het gemeentefonds ontvangen. Het gaat bijvoorbeeld om de jeugdzorg en het verstrekken van bijstandsuitkeringen.

Minimaal 3 keer per jaar informeert het Rijk de gemeenten over het gemeentefonds:
•    in mei/juni met de meicirculaire op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk;
•    in september met de septembercirculaire op basis van de Miljoenennota van het Rijk;
•    in december met de decembercirculaire op basis van de Najaarsnota van het Rijk.

In deze Begroting 2026/Tweede herziening 2025 zijn de financiële gevolgen van de meicirculaire 2025 verwerkt. Over de effecten van de septembercirculaire 2025 voor zowel 2025 als voor latere jaren wordt de gemeenteraad voorafgaand aan de raadsbehandeling van deze begroting geïnformeerd. 

De financiële gevolgen van de september- en decembercirculaire 2025 voor het jaar 2025 worden verwerkt in de jaarrekening 2025. De financiële gevolgen voor 2026 en volgende jaren worden verwerkt in het volgend meerjarig P&C-product in 2026. 

 

Herziening verdeling gemeentefonds

De onderlinge verdeling van het gemeentefonds tussen de gemeenten gebeurt op basis van verdeelmaatstaven. Deze maatstaven zijn kenmerken van gemeenten en hun inwoners, zoals het aantal inwoners, het aantal bijstandsgerechtigden, de oppervlakte en zo meer. Het Rijk stelt de maatstaven meerdere keren per jaar bij. Regelmatig vindt ook een herijking plaats om de verdeling tussen de gemeenten zo accuraat mogelijk te maken. 

De laatste herijking van het verdeelmodel is doorgevoerd op 1 januari 2023. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lagere sociaaleconomische status, waaronder Rotterdam, geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad om de effecten van deze herijking te verminderen. Met dit ingroeipad wordt al structureel rekening gehouden sinds de Begroting 2023. 

Begin 2025 schreef de minister van Binnenlandse Zaken in een kamerbrief dat verschillende onderzoeken uit de onderzoeksagenda inmiddels zijn afgerond. Deze onderzoeken gaan over grootstedelijkheid, centrumfunctie sociaal domein (stapeling sociale problematieken) en de overige eigen middelen. In dezelfde brief laat zij ook weten dat er in 2026 geen volgende stap wordt gezet in het huidige ingroeipad, maar wel in 2027. Rotterdam heeft naar aanleiding van de vorige herijking (na verrekening van het ingroeipad 2023-2025) nog een structureel nadeel te verwerken van mogelijk € 22 mln. In de Begroting 2026/Tweede herziening 2025 wordt rekening gehouden met een volgende stap in het ingroeipad vanaf 2027. Om die reden is € 10,2 mln van dit nog te verwerken nadeel ingeboekt. Met het structureel nadeel wat hierna mogelijk resteert wordt rekening gehouden als risico in het weerstandsvermogen. 

Meer duidelijkheid over hoe de ingroeipaden van individuele gemeenten worden vormgegeven over eventuele effecten van de uitkomsten van de onderzoeken wordt verwacht in de meicirculaire 2026. Net als bij de herijking die in 2023 is ingegaan kan een aanpassing in de verdeling een voor- of nadeel inhouden voor individuele gemeenten.

 

Systematiek gemeentefonds

Het gemeentefonds wordt sinds vorig jaar bijgesteld op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp):

  1. De indexatie voor volumeontwikkelingen wordt gebaseerd op een 8-jaars historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). In dit volumedeel zit ook de stijging van lonen door volumegroei van de economie.
  2. De bijstelling van het gemeentefonds voor inflatie vindt plaats op basis van het prijs bruto binnenlands product (pbbp) van het lopende jaar.

Daarnaast werken het Rijk en de VNG sinds 2024 ook aan nieuwe afspraken over (de gelden van) de Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het doel is om tot afspraken te komen die beter aansluiten bij de (financieel-)bestuurlijke verhoudingen en meer duidelijkheid en voorspelbaarheid bieden voor beide partijen. 

 

Ontwikkeling Rijksvoorjaarsnota 2025 en meicirculaire 2025

Op 18 april heeft het kabinet-Schoof zijn Rijksvoorjaarsnota 2025 gepubliceerd. Hierin zette het Rijk een extra stap gezet om de balans tussen taken en middelen van gemeenten te herstellen. Het effect van de uitkomsten van de Rijksvoorjaarsnota 2025 op de gemeentefondsuitkering van individuele gemeenten staat in de meicirculaire 2025 van 13 juni 2025. Deze circulaire is verwerkt in de Begroting 2026/Tweede herziening 2025.

Het kabinet stelt in deze Rijksvoorjaarsnota 2025 cumulatief € 3 mld beschikbaar voor gemeenten. Dit extra geld is bedoeld om de terugval in het gemeentefonds vanaf 2026 deels te dempen (structureel € 19,3 mln voor Rotterdam) en voor jeugdzorg. 

Wat betreft jeugdzorg biedt de Rijksvoorjaarsnota op de korte termijn enige financiële verlichting, maar er blijven aanzienlijke zorgen bestaan. Gemeenten krijgen er vanaf 2025 een structureel bedrag bij voor jeugdzorg en in 2026 en 2027 worden de besparing uit de Hervormingsagenda Jeugd verzacht. Hierdoor wordt de pijn op korte termijn (deels) verlicht, maar vanaf 2028 zijn er juist extra bezuinigingen ingeboekt. Vanaf dat jaar verwacht het Rijk de volledige besparingen uit de Hervormingsagenda Jeugd te realiseren. Daarbovenop zijn nog aanvullende maatregelen ingeboekt. Deze uitkomsten brengen geen rust in het jeugdhulpvraagstuk. Bij het programma ‘Zorg, welzijn en wijkteams’ is meer te lezen over wat deze uitkomsten voor Rotterdam betekenen.

Tot slot bevat de Rijksvoorjaarsnota geen algemene voortgangsupdate van het voornemen om per 2026 de specifieke uitkeringen (Spuks) over te hevelen naar het gemeentefonds (met een budgetkorting van 10%), zoals in het Hoofdlijnenakkoord was aangekondigd. Hierdoor zijn ook de (financiële) effecten hiervan nog onduidelijk. Meer nieuws hierover wordt verwacht in (aanloop naar) de Miljoenennota 2026.

 

Val kabinet

Door de val van het kabinet-Schoof is er een tijd van bestuurlijke onzekerheid aangebroken. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat discussies met het Rijk rond de ontwikkelingen van het gemeentefonds vertraging oplopen.

Ondanks de stappen die zijn gezet in deze Rijksvoorjaarsnota, blijven er op het gebied van gemeentefinanciën nog veel vraagstukken spelen. Daarom is het van groot belang om in gesprek te blijven met het Rijk. Denk hierbij onder andere aan het vinden van een structurele balans tussen taken en middelen en de discussie over de invloed op het gemeentefondsaccres van de (in recente jaren) systematische onderschatting van loon- en prijsontwikkelingen door het CPB. Daarnaast vragen de berekeningswijze van taakmutaties in de nieuwe systematiek en het maken van duurzame afspraken over de gelden van de Wmo en jeugdzorg om blijvende aandacht. Het college blijft zich hier dan ook onverminderd voor inzetten en trekt hierin onder andere samen op met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en andere gemeenten, waaronder de G4.